Brazilië, 4 april 2010
Je kunt je afvragen in welke bochten je je moet wringen om te bereiken wat je wilt. Afsnijden lijkt de snelste. Dat is ook zo. Sven Kramer reed de snelste tijd van de 10 kilometer op Olympische Spelen in Vancouver. Maar als je naar Brazilië gaat en specifiek Itacáre, dan ben je gedoemd de buitenbocht te nemen.
Op zaterdagmiddag vetrokken Maarten en ik met de trein naar Schiphol om daar Jesse te ontmoeten bij vetrekhal 2. Dat was om 15.43. Het regende en we kwamen beiden met natte schoenen aan op perron 9. Nu is het 35 uur later en we hebben meer dan de halve wereld gezien (vanuit de luch) en lopen op slippers.
Goedkope tickets komen tegen een prijs en dat blijkt er een van afstand te zijn. Want wie zou bedenken dat om in het paradijs te komen je naar Rome vliegen moet, om kwart voor 5 ’s ochtends in Sao Paulo zal arriveren, je met een twee uur durende vlucht door naar Salvador gaat en je dan nog eens 6 uur in een busje over etterlijke hobbels en minstens 300 drempels moet laten vervoeren, om 28 uur na vertrek, in Itacáre aan te komen. Vooral als je bedenk dat je al twee keer over die idyllische plek bent gevlogen. Het moderne reizen heeft zo zijn voor- en nadelen.
Maar is het het waard? Ja dat is het. Vliegen is een tijdmachine, je weet niet wat je onderweg mist, het bestaat eigenlijk niet. Ja, er is iets met een film op een klein schermpje, je slaapt wat, merkt elke beweging van buurman of -vrouw en eet uit een zilverfoliebakje, lauw eten. Hoe anders is de aankomst op Salvador Airport. Een schitterend futuristisch gebouw en, voor iedereen die al eens naar de tropen vloog, de herkenbare klap van warmte en vochtigheid bij het verlaten van het toestel. Daarna volgt een reis via dorpjes, langs mooie mensen, door adembenemend Atlantisch oerwoud en scherpe bochten, die hortend en stotend genomen worden. Tel daarbij de levensbedreigende inhaalmanoeuvres en het beeld is compleet. Onze, nog immer, naamloze chauffeur en diens vriendin, namen ons mee op deze trip. Prachtig. We zijn ergens anders dan in Nederland, dat is duidelijk.
Itacáre is mooi, paradijselijk. De stranden vooral. 30 man in de branding surfend, om tien voor 6, vijf minuten voor zonsondergang. De hoofdstraat is toeristisch, te toeristisch, maar de sfeer is gemoedelijk en de Caparinhas smaken goed. Net als de sigaretten waarvan we er onderling minstens 40 ophebben. Morgen wacht de zee en de opname apparatuur.
Vergeten ben ik dan nog de lekkere lunch en het paasfeest dat uitbundig en met hele harde muziek gevierd werd. Het hanengevecht in onze achtertuin, de muziek die nu begint op 40 meter afstand, het ijskoude bier en het fantastische boek (Nick Kent’s - Apathy for the devil) dat ik in het vliegtuig las.
maandag 5 april 2010
Abonneren op:
Reacties (Atom)
